Nieuwsbrief november 2015: Wist u dat ... Melderslo negentig jaar geleden bijna over gratis elektriciteit had kunnen beschikken?

Piet Hobus: "Ties, als dat gelukt was dan waarde miljonair geworden".
Dien Claassens-Clabbers: "Ik had het wel gezegd, maar ik word niet geloofd".
Tante Leida: "Het zit Ties ook nooit mee, het had zo mooi kunnen zijn".

Mathijs Claassens tart de eerste en tweede wet van de thermodynamica

In 1932 reikte het elektriciteitsnet tot in de kern van Melderslo, maar de boerderijen in het buitengebied bleven daar nog van verstoken. Reden waarom Mathijs Claassens (1891-1964) op zoek ging naar mogelijkheden om zelf elektriciteit op te wekken, om zo zijn eigen boerderij, en zelfs het hele buurtschap, van stroom te kunnen voorzien. Na een mislukt avontuur met een tweedehands dieselmotor met generator, overgenomen van de timmerman aan het Cuppenpaadje in Horst, is hij na gaan denken over een goedkopere methode. De rekeningen van Vissers Oliehandel voor de brandstof waren aanzienlijk geweest, en hij had min of meer gratis elektriciteit beloofd aan de buurt. Het verhaal van wat er daarna, begin jaren dertig, gebeurde is door zijn zoon, Chrit Claassens (1919-2002) – hij zat toen intern op het Gymnasium bij de Paters in Uden – in 1990 nauwkeurig op papier gezet. Wikipedia bestond nog niet, maar Ties had zijn eigen methode om de zoektocht naar de Heilige Graal uit te voeren. Aan het verhaal over de Krupp dieselgenerator, dat hier aan vooraf gaat, kan moeiteloos een hele nieuwsbrief worden besteed, maar nu eerst een machine die krachtiger is dan de natuur!

"Het idee om elektriciteit te kunnen opwekken die niet veel kostte liet hem niet meer los. Het zal op de derde of vierde klas van het Gymnasium geweest zijn dat ik een heel lange brief van vader kreeg waarin hij mededeelde, dat hij nu iets uitgevonden had dat uit zich zelf bleef lopen, dat geen brandstof nodig had en toch zo veel kracht zou kunnen opbrengen om nog energie af te leveren. Zijn idee was eigenlijk heel simpel. Door het plaatsen van schoepen op een heel groot rad en het van boven laten vollopen van de bakjes wilde hij het rad laten rondlopen en de kracht die daarbij vrij kwam gebruiken om het water van beneden weer met een pomp in het bassin boven te brengen en dan nog energie overhouden voor aanwending elders. Er zat een prachtige tekening bij en de volgende zin sloeg mij met verbazing omdat hij mij bekend voorkwam uit de wiskunde les, een vak overigens dat mijn vader nooit gehad had. "Hoe groter het rad en hoe verder de bakjes van het middelpunt af zijn, des te meer kracht zal het op de as ontwikkelen".

Ik sloeg aan het nadenken en kwam tenslotte tot de zin die mij dan weer bekend in de oren klonk: "Geef mij een plaats in het heelal en ik zal u de aarde optillen..." of zoiets. Wiskunde is nooit mijn sterke zijde geweest. Op het einde van de brief vroeg vader mij, en dat was toch wel een teken dat hij op dat moment nog niet zo zeker van de zaak was, of er bij mij op school geen knappe bol zou zitten die het idee eens zou kunnen bekijken en er zijn mening over zou kunnen geven. Mogelijk dacht hij ook aan de centen die dit experiment ongetwijfeld weer zouden gaan kosten. Ik stapte met de brief van vader naar pater Piet die ons de beginselen van wiskunde, algebra en stereometrie probeerde bij te brengen. Hij las de brief en schoot hartelijk in de lach. "Jongen" zei hij, "wat jouw vader wil, dat is het 'Perpetuum Mobile' waar de mensheid tot nu toe al altijd mee is bezig geweest en waarvan inmiddels wel bekend is uit de duizend en één pogingen dat het niet mogelijk is. Het is zelfs niet mogelijk om welk apparaat dan ook op eigen kracht draaiende te houden. De wrijving is het probleem". Hij gaf mij - het woord Perpetuum Mobile verstond ik uitstekend omdat het Latijn was en die taal wel tot mijn lievelingen kon worden gerekend - een verhandeling over het Perpetuum Mobile - later heb ik begrepen dat het overgeschreven was uit een Encyclopedie met een beschrijving van de onmogelijkheid en gaf daarbij vele voorbeelden aan van pogingen die reeds gedaan waren. Ik stuurde dat vader toe met een begeleidend schrijven dat er ongeveer op neer kwam dat ook ik - maar dan op gezag van een ander - en ook vooral geïmponeerd door de stelligheid waarmee deze mogelijkheid werd ontkend in alle geschriften die ik daarover kon vinden in de bibliotheek - en voor die gelegenheid mocht ik in de bibliotheek van de paters.

Ik kreeg van vader nog wel een of twee brieven voor het einde van dat schooljaar maar daarin werd over het Perpetuum Mobile met geen woord meer gerept, zodat ik meende gerust te kunnen aannemen dat hij dat idee uit zijn hoofd gezet had. Maar wie schetst mijn zeer grote verbazing toen ik, met vakantie thuiskomend, daar een geweldig groot karnrad zag liggen. Een rad dat vroeger werd gebruikt om er een hond in te laten lopen en dan die ronddraaiende beweging om te zetten in kracht die juist voldoende was om aan beide zijden van dat rad twee boterkarnen, d.w.z. de pulsstok daarvan, in beweging te zetten en te houden zolang als die hond meer blijft lopen. Piet Hobus was druk bezig aan de buitenkant van het rad bakjes te monteren. Ik meen dat het er 40 waren. Boven op de zolder stond een groot waterreservoir met een inhoud van 1500 liter water. Nooit zal ik vergeten wat Piet Hobus tegen me zei toen ik hem vroeg wat hij er van dacht, of het wel zou gaan. Omdat ik uit de boeken had gelezen dat het niet zou gaan. "Of het gaat of niet gaat, daar gaat het mij niet om. Je vader heeft gezegd dat het gaat en als het dan niet gaat heb ik er verder geen boodschap aan". "Tja", zei vader, op mijn vraag of hij toch meende dat het zou moeten lukken. "Tja, ik heb al zoveel mensen elektriciteit beloofd dat ik hier niet onderuit kom. Maar als dit niet lukt dan maak ik van mijn leven ook geen elektriciteit meer". Een paar dagen later was het zo ver. De buurt die van alles uitstekend op de hoogte bleek was in groten getale, zeer sceptisch overigens, aanwezig. Wij hadden inmiddels in een eindeloos lijkende rij emmers water naar boven gebracht en het hele reservoir gevuld. Alles bij elkaar was het wel een indrukwekkende installatie. Het rad was ongeveer drie meter hoog. Aan de linkerkant hing het reservoir boven het rad en de bakjes. Via de as van het rad werd met een versnelling daartussen een waterpomp aangedreven die het water van uit de kuil onder het rad weer naar boven zou moeten pompen.

Perpetuum Mobile
Het principe van de machine, met de familie Claassens in 1936. Zittend: Mathijs Claassens en zijn tweede echtgenote Hermina (Dien) Clabbers. Staand v.l.n.r.: Herman, Chris en Hay Claassens.

Eindelijk kon de opening worden verricht. Ze waren er bijna allemaal, de buren. De van Hamerens die, met Joseph aan het hoofd, vader al wekenlang hadden bezworen dat het niet zou gaan. Peeters Grad die stiekem hoopte dat het gaan zou. Hij dacht al aan de voordelen die hij met die goedkope stroom zou kunnen hebben. Weyer Ber, die inmiddels in het wachthuisje was komen wonen met zijn vrouw To (God hebbe haar ziel), Sef Huijs de spoorman met zijn vrouw en al de kinderen die nog thuis waren en mijn oom Handrie die op de boerderij van mijn vader over het spoor woonde met Tante Bertha en hun eerste kinderen. Alleen moeder Dien was er niet bij. Die liep mokkend door de keuken en de achterkeuken. Ze wilde niet komen kijken omdat zij van mening was dat het niet zou gaan. Niet zozeer vanwege haar verstand, want dat had ze nauwelijks, maar veel meer mokkend om het vele geld dat weer weggegooid zou zijn als het niet zou gaan. Vader was toch een beetje zenuwachtig en beet op een sigaar die helemaal niet aan was. Piet Hobus maakte een laatste inspectie, de bewegende delen werden nog eens gesmeerd. Aan de riemen werd gevoeld of deze op de juiste spanning stonden. Vader klom de ladder op naar het vat en toen Piet zei: "Ties alles is klaar, hij moet het nu doen", zette hij de kraan open. Het water kwam in de bakken aan de buitenkant van het rad en dat begon te draaien, sneller naarmate er meer bakken met water naar beneden kwamen. Beneden viel het water in een soort put die in de betonnen vloer was uitgekapt - wat zullen ze daarop hebben moeten blutsen - en van uit die put werd het door middel van een pomp weer naar boven gepompt. Daarvoor zat op de as van het kernrad een grote poelie en aan de pomp een heel kleine. Of men berekend had hoeveel toeren die pomp minimaal zou moeten maken om al het water dat naar beneden kwam ook weer naar boven te krijgen, ik weet het niet. Maar ik betwijfel het en houd het er maar op dat men dat maar beetje globaal heeft ingeschat.

De omstanders, die het bedenksel van vader zagen werken raakten steeds meer opgewonden. "Verdomd, deze keer gaat het hem lukken", "dat had ik niet gedacht", "verrek, nou krijgen we stroom" en dat soort opmerkingen waren niet van de lucht en werden steeds luider. Vader, met zijn sigaar verknauwd in de mond stond boven bij het vat. Hij wist kennelijk instinctief dat het daar zou gaan gebeuren of niet gebeuren. Ik zag zijn gezicht glimlachen toen het eerste water, zij het met een bescheiden straaltje via de pomp naar boven weer in de bak terecht kwam. Maar ik zag tegelijkertijd ook dat er meer water uit dan weer in de bak terecht kwam. Vader zag dat ook. Hij ging steeds ernstiger kijken. Met een "wij zijn er nog niet" maande hij de nu opgewonden meute tot kalmte. Het rad draaide, de pomp liep, 2 minuten, 5 minuten. Terwijl het rad nog liep kwam vader naar beneden en zei "dat scheelde niet veel. Maar het zal niet lukken. Ik denk dat ik er nog wat aan moet doen". De buren stonden hem verbaasd aan te kijken. Want nog steeds stroomde er water in de bakken en nog steeds ging het grote rad met dezelfde snelheid naar onder en nog steeds liep de pomp. Dat kon je alleen al aan het piepen horen, Kennelijk was er nog niet genoeg gesmeerd. Maar het onvermijdelijke gebeurde. De kuil waardoor het rad nu steeds langzamer draaide raakte steeds meer vol water en dan was het gebeurd. Uit het vat daar boven schoot de laatste gulp water en dan begon het te druppelen. Het rad stond stil. Het piepen was voorbij. De luidruchtige menigte verstomde en achter ons werd een deur met kracht dicht gegooid en hoorden we tante Dien weglopen met "Ik had het wel gezegd, maar ik word niet geloofd". Verder in huis ging een tweede deur, wat minder hoorbaar dicht en toen viel er een stilte. De buren gingen de een na de ander naar huis en wij bleven achter. Piet Hobus, mijn broers, mijn vader en ik. Nog hoor ik Piet zeggen: "Ties, als dat gelukt was dan waarde miljonair geworden". Vader kon dat alleen maar beamen terwijl hij peinzend naar het rad bleef staan kijken. Tenslotte zei hij: "we moesten nog een ding proberen. Als we het water hoger kunnen opvangen dan hebben we minder kracht nodig om het boven te krijgen". Een waarheid als een koe, maar je moet er maar opkomen. Piet ging naar huis, mijn broers aan het werk en ik pakte mijn koffertje in om een gedeelte van mijn vakantie te gaan doorbrengen bij tante Leida en oom Eduard bij de steenfabriek in Heukelom en kort bij de Maas om er te fietsen, te vissen en gewoon maar lui in de zon te gaan liggen lezen.

Oom Eduard en tante Leida, die ongetwijfeld van de plannen van vader hadden gehoord op een van de vele gelegenheden van de kermissen aan de lopende band, vroegen met interesse hoe het met het rad gesteld was. Toen ik hen uitvoerig op de hoogte had gebracht van de gang van zaken zuchtte tante Leida eens heel diep. "Het zit Ties ook nooit mee," zei ze "het had zo mooi kunnen zijn".


Bronnen:
1. Chrit Claassens, 'Het Perpetuum Mobile' (1990).
2. C. Claassen, W. Moorman, P. Nellen, 'Melderslo Destijds' (1994).
3. Wikipedia over Perpetuum Mobile.
4. Illustratie is gemaakt door J. Claassens.

Nieuwsbrief gemist? Klik dan hier.
Help! Antwoord op een hulpvraag? Klik dan hier.
Afmelden nieuwsbrief of een ander aanmelden? Klik dan hier.