2021-06: Wist u dat … Hooge Heide uniek cultuurlandschap?

Als je over de weg Hoogheide, op de grens van Melderslo met Lottum wandelt, fiets of rijdt, besef je niet dat je in een uniek landschap bent. Dit besef komt pas als je de luchtfoto van het gebied bekijkt (afbeelding 1). Dan pas zie het karakteristieke patroon van het gebied wat omstreeks 1882 is ontstaan.

Geschiedenis

Hooge heide was oorspronkelijk een heidegebied op zeer arme zandgrond tussen de dorpen Melderslo en Lottum. De Hooge heide grenst aan de Houthuis heide. De scheiding ligt op de Meerlosebaan, een weg die al in de Romeinse tijd bestond. Lottum was een Romeinse (militaire) post aan de weg van Maastricht naar  Nijmegen. Ook de naam Lottum is waarschijnlijk van Romeinse oorsprong. Evenwijdig aan de Meerlosebaan werd rond 1883 de spoorlijn Venlo-Nijmegen (Maaslijn) aangelegd. Het Hooge heide gebied ligt hier ten westen van. Zowel de Hooge heide als Houthuis heide werden in deze periode heringericht en verkaveld middels een typisch mozaïek patroon. Het gebied werd grotendeels aangeplant met grove den (Pinus sylvestris) als productiebos voor hout in de kolenmijnen.

202106_foto1_met-nr
Afbeelding 1: Het Hooge heide (1) en Houthuis heide (2) gebied met zijn typische verkaveling op een luchtfoto. De spoorlijn heeft nummer (3).

Veel van deze aanplant is tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog, door de boeren, tuinders en boomkwekers, met de hand ontgonnen. Met behulp van een driepoot en katrol werd spanning gezet op de boomstronken om de wortels vervolgens met een handbeitel voorzien van een lange steel (“pustiezer” zie afbeelding 2) door te stoten, dit was zeer zwaar werk. Na het verwijderen van de honderden boomstronken per hectare werd de bodemlaag bestaande uit enkele lagen naalden en takken bewerkt. De moeizaam in cultuur gebrachte bodem werd de eerste jaren in gezaaid met seraddella of lupine voor het verrijken van bodem enzymen en -bacteriën (afbeelding 3 en 4).

202106_foto2b
Afbeelding 2a: Pustiezer.
202106_foto2a
Afbeelding 2b: Pustiezer. Detail.
202106_foto3
Afbeelding 3: Serradella.
202106_foto4
Afbeelding 4: Lupine.

Het in cultuur gebrachte humusarme zaaibed was stuif gevoelig.  In 1948 werd onder leiding van Staats Bosbeheer en de Rijkstuinbouwconsulent besloten een proef te starten met de aanleg van windsingels, gebruikmakend van de typische kavelstructuur. In 1952 werden de eerste windsingels aangelegd. In de daaropvolgende jaren werden de laatste bos percelen ontgonnen en aansluitend werden de windsingels uitgebreid.

De kavels zijn circa 280 meter lang en 200 meter breed. De singels bestonden uit drie rijen eiken en twee rijen berken gezaaid respectievelijk geplant in rijen met een onderlinge afstand tussen de rijen van 1,50 en 0,75 meter. In totaal was de singel 6 meter breed. De lengte singels – de singels langs de koppen van de percelen – waren inclusief een aansluitend pad 12 meter breed. De berken waren voorzien als wijkers en de eiken als blijvers.

De structuur van het Hooge heide gebied is vanaf 1882 nagenoeg ongewijzigd. Het gebruik daarentegen wel. In ‘Overzicht kaarten Hooge Heide van 1850‘ kun je de ontwikkeling door de tijd zelf bekijken. Op de kaarten is duidelijk te zien hoe de spoorlijn het gebied doorkruist en een fysiek obstakel is geworden tussen beide gebieden.

202106_foto5B-1951
Afbeelding 5: bericht ‘Verslag over 1951’, Mededeling no. 13 (1952) betreffende de aanleg van de windsingels.
202106_foto6
Afbeelding 6: kaart waarop de windsingels duidelijk zichtbaar zijn.
202106_foto7
Afbeelding 7: Hooge heide in september 2019. De vormgeving is zoals oorspronkelijk bedoeld. Op deze foto is er al sprake van achterstallig onderhoud doordat de struiken niet tijdig werden teruggesnoeid of gedund.

Landschappelijk en ecologisch uniek landschap

Door de specifieke structuur en de aanplant van de windsingels is er een uniek landschap ontstaan wat nergens anders in Nederland aanwezig is. Het is inmiddels ook erkend als cultuurhistorisch landschap. Doordat de gemeente eigenaar is van de windsingels en van veel van de bos- en landbouwgrond heeft het gebied zijn typische structuur kunnen behouden (afbeelding 8).

Niet alleen landschappelijk maar ook ecologisch heeft het Hoog heide gebied een unieke waarde. Het is het laatste gebied waar de ortolaan in Nederland nog voorkwam. Helaas zijn na 1998 geen broedgevallen meer waargenomen. De typische structuur zorgde voor een bijzonder ecosysteem. Door achterstallig onderhoud aan de windsingels en andere teelten heeft het gebied deze kwaliteit verloren.

202106_foto8
Afbeelding 8: Kaart met eigendom gemeente Horst aan de Maas (groen gekleurd).

Herstel van oude kwaliteiten

De bodemstroken en de windsingels zijn eigendom van en in onderhoud bij de gemeente Horst aan de Maas. De afgelopen tientallen jaren is er weinig tot geen onderhoud gepleegd waardoor de singels zijn uitgegroeid tot laanstructuren. Hierdoor zijn monoculturen ontstaan van eik met als onderbegroeiing vogelkers. De gebruikers van de landbouwpercelen ervaren veel hinder hiervan zoals schaduw en eikenprocessierups. Er is een werkgroep opgericht bestaande uit agrariërs, boomtelers en gemeente en zij hebben een plan van aanpak opgesteld zodat de windsingels in ere worden hersteld. Hierdoor zal er meer biodiversiteit ontstaan en minder overlast voor de gebruikers van de landbouwpercelen. Daarnaast wordt er in samenspraak met de gebruikers van de landbouwpercelen gekeken of meer variatie in het gebied aangebracht kan worden. Dit kan bijvoorbeeld door de teelt van andere gewassen (denk onder andere aan granen) en het inzaaien van stroken met inheemse kruidenmengsels. Het zou toch mooi zijn als we over enkele jaren weer de ortolaan mogen begroeten.

202106_foto9
Afbeelding 9: ortolaan.

Meer informatie:

  • Ortolaan is praktisch uitgestorven in Nederland: hier.
  • Overzicht kaarten Hoog heide vanaf 1850 (PDF): hier.
  • Topo tijdreis 1815-heden: hier.
  • Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek, Instituut voor Toegepast Biologisch Onderzoek in de Natuur, ‘Verslag over 1951’, Mededeling no. 13 (1952), pagina 25-26: hier.
  • Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek, Instituut voor Toegepast Biologisch Onderzoek in de Natuur, ‘Verslag over 1952’, Mededeling no. 14 (1953), pagina 19-20: hier.